top of page
Piton Olivier Parket

50 jaar ervaring in het plaatsen, leveren en onderhoud van parket.

LUCHTVOCHTIGHEID

Hout, de door u zo mooi gelegde parketvloer, neemt altijd de omringende luchtvochtigheid aan van de omgeving.

 

Indien de luchtvochtigheid niet optimaal is, gaat de parketvloer scheuren en naden vertonen, tot groot ongenoegen van de klant. Uw klant is op dat ogenblik blind voor het feit dat hout een natuurproduct is.

 

Daarom is het aan uw klant om de relatieve luchtvochtigheid op peil te houden ! Een R.L.V. tussen 55 % en 65 % is een goed gemiddelde. Niet alleen de parketvloer zal dit appreciëren, maar ook de meubels, kamerplanten én uw klanten zelf.

Goed geïnformeerde klanten zijn tevreden klanten.

Piton Olivier Parket

Indien de parketvloer erbij ligt als een uitgedroogde woestijn, is het hoog tijd voor een luchtbevochtiger van Boneco. Verwijs een krimpende, scheurende of loslatende parketvloer definitief naar het verleden.

 

De ideale manier om de luchtvochtigheid zo optimaal mogelijk te houden, is het plaatsen van een luchtbevochtiger in de leefruimte. Vanaf nu is het dus gedaan met klachten en ontevredenheid over scheuren en naden in de parketvloer. Met de luchtbevochtigers van Boneco komt uw vakmanschap volledig tot zijn recht!

LUCHTBEVOCHTIGERS VAN BONECO

Boneco luchtbevochtigers, een op maat gemaakte oplossing.

Het gamma van Boneco “made in Switzerland” steunt al meer dan 20 jaar ervaring in de ontwikkeling van luchtbevochtigers. Het merk Boneco wordt bovendien gekenmerkt door de hoge kwaliteit, het hedendaags design en de vooruitstrevende technologie.

WAAROM ONTSTAAN ER TIJDENS DE WINTER “SCHEUREN EN NADEN” IN HET PARKET?

(Herr BAUMANN — Voorzitter Federatie Parketplaatsers Duitsland)

Met de regelmaat van een klok krijgt de parketspecialist, elk jaar opnieuw, telefoontjes met vragen van de klant hieromtrent. Dat gebeurt tijdens die perioden waarin de woning moet worden verwarmd en de klachten gaan dan over scheuren, voegen en spleten in het parket en nog meer van dat fraais. 

 

Het is bepaald niet gemakkelijk om de klant op dat ogenblik op zijn gemak te stellen en hem uit te leggen dat het gaat om een heel natuurlijk fenomeen dat te maken heeft met uitzetten en krimpen van hout. 

 

Die hele problematiek werd tijdens de voorbije jaren nog wat sterker in de verf gezet in de pers, op radio en televisie. De media schrijven en tonen “zoveel slechte dingen” over de resultaten van ambachtelijk werk dat de verbruiker overgevoelig en uitermate wantrouwig is geworden. Diep in hem sluimert altijd ergens het vermoeden op de een of andere manier bedrogen te zijn. 

 

Die houding van de klant is eigenlijk merkwaardig. Er wordt immers tegenwoordig zoveel gesproken en geschreven over biologische bouwstoffen en materialen, over natuurlijke constructiematerialen gezond leven. Toch is de klant blijkbaar niet in staat om enig begrip op te brengen voor een natuurlijk proces dat nu eenmaal eigen is aan hout. 

 

Vaak wordt er een vakkundig parketlegger bijgeroepen die probeert te verklaren dat hout een hygroscopisch materiaal is dat zich aanpast aan het klimaat van de omgeving, zodat ook de vochtigheidsgraad van het hout en het volume (van het parket) veranderen. Op dat ogenblik maakt het reeds vermelde wantrouwen soms plaats voor groot onbegrip. 

 

Om die reden willen wij hier een paar argumenten opsommen of opnieuw in herinnering brengen die de parketlegger kan gebruiken om bij de opdrachtgever (klanten/verbruikers) het nodige begrip voor het mooie materiaal dat hout is op te brengen. 

 

Parket wordt volgens DIN-norm 280, pagina 1 tot 4, geleverd met een houtvochtigheidsgraad van 9 (+/-2)% en moet ook als zodanig worden geplaatst of gelegd. Die houtvochtigheidsgraad stemt overeen met een omgevingsklimaat van 20° tot 22° Celsius en met een relatieve luchtvochtigheid van 55 tot 60%. Die gegevens staan ook vermeld in de onderhoudsinstructies bij het parket, die volgens DIN 18356 voor parketvloeren aan de klant (op een aantoonbare manier) moeten worden verstrekt. 

 

De hierboven genoemde normale omgevingsvoorwaarden vormen wel een jaarlijks gemiddelde. In de zomer gaat men daar van nature uit boven; in de winter blijft men daar dan weer onder omdat de woning dan met een van de bestaande soorten verwarmingssystemen wordt verwarmd. 

 

Het kan dan ook niet anders of het hout, een natuurlijk product, wordt aan veranderingen onderhevig. In de zomer zal het parket onder invloed van het omgevingsklimaat lichtjes uitzetten, in de winter zal het dan weer lichtjes krimpen.

 

Die gegevens zijn uiteraard al eeuwen lang bekend. Wij, parketleggers, zeggen dat trouwens uitdrukkelijk bij elke gelegenheid en wij wijzen ook op de gevolgen daarvan. Alleen dringt dat blijkbaar moeilijk door, zeker in vergelijking met andere (kunstmatige) materialen. 

 

Een bekend instituut dat onderzoek en controle verricht op hout, heeft onlangs in dat verband en op basis van langdurig onderzoek documentatiemateriaal voor parket uitgewerkt, dat zeker binnen afzienbare tijd gepubliceerd wordt. Hun resultaten vormen het uigangspunt voor onze argumentatie in wat volgt. 

 

Parket wordt in belangrijke mate beïnvloed door de omgeving. Het verstoren van die omgevingsfactoren, vooral dan wijzigingen van de relatieve vochtigheidsgraad in de omgevingslucht, heeft enerzijds negatieve en anderzijds positieve effecten op houten vloeren, met name op parket. Bij een relatieve luchtvochtigheid van 75% in de zomer en een temperatuur van 20° Celsius zal de houtvochtigheidsgraad 14.5% bedragen. In de winter, wanneer de kamers kunstmatig worden verwarmd, daalt de relatieve luchtvochtigheid tot 45% wanneer een constante kamertemperatuur van 20% wordt aangehouden. De houtvochtigheid bedraagt gemiddeld 8.4%. 

 

Het is best mogelijk dat in verwarmde kamers een relatieve luchtvochtigheid van slechts 34% of nog lager ontstaat; daarbij speelt het overigens geen rol of het nu gaat om vloerverwarming dan wel om de gebruikelijke verwarming met convectoren. De houtvochtigheid bedraagt in dat geval nog slechts 6.8%. Dat krijgt men trouwens ook bij gelakte parketvloeren, omdat laklagen de uitwisseling van vochtigheid tussen hout en de omgevingslucht niet verhinderen maar ten hoogste wat kunnen vertragen. Anders gezegd, door het lakken wordt het hygroscopische karakter van het hout niet tenietgedaan. Door uitzetten en krimpen van het hout onstaan er dus in de laklaag kleine uiterst minieme voegjes. Maar net dat fenomeen wordt door de consument vaak gedramatiseerd. Die wijst er dan op dat er nu water en ook vuiligheid in de parketvloer kunnen binnendringen. Daarbij vergeet hij dan wel dat de laklaag niet tot doel heeft een parketvloer waterdicht te maken. Zij dient in hoofdzaak om een blijvend mooi uitzicht te geven aan het houtoppervlak en zorgt voor een makkelijker onderhoud.

 

Een eerste conclusie is m.a.w. dat er doorheen de verschillende seizoenen bijkomende maatregelen moeten worden genomen om het omgevingsklimaat op hetzelfde peil te houden. Zoniet komt het parket door uitzetting onder druk te staan wanneer de woning niet moet verwarmd worden, terwijl op het einde van elke verwarmingsperiode min of meer zichtbare kleine voegjes verschijnen, die verschillend zijn van vorm. Die kleine voegjes, die er komen wanneer er wordt verwarmd (de klant spreekt in dat geval ten onrechte van “scheuren”) kunnen echter zonder meer positief worden beïnvloed of volledig worden voorkomen door de omgeving ook tijdens de verwarmingsperiode voldoende vochtig te houden. Een dergelijke methode heeft helemaal geen nadelen voor parket en andere houtvloeren. Uit heel wat ervaring in de praktijk blijkt immers dat de spanningen die ontstaan door uitzetten en krimpen worden opgevangen door de lijmen en door de onderliggende vloer en zonder enige schade worden afgebouwd. 

 

Indien er niet voor bijkomende bevochtiging van de ruimte wordt gezorgd, droogt het hout onvermijdelijk meer uit. Enigszins jammer en ook onbegrijpelijk omdat toch met relatief weinig moeite de vochtigheidsgraad op een niveau van 55% op peil kan worden gehouden. Aan te bevelen zijn in dat verband apparaten met een ingebouwde controlehygrostaat(vochtigheidsregelaar). De beste resultaten werden bereikt met waterverdampingssystemen, maar die moeten dan wel worden onderhouden en gereinigd. Zo moet het overblijvende water worden uitgegoten en is het nodig om het hele apparaat om de 2 weken te reinigen. De filters moeten om de 4 tot 8 weken worden vervangen. 

 

Nu kan het zijn dat het voorgaande niet altijd goed wordt begrepen, ook niet door diegenen die zo graag natuurlijk willen leven. Wil men echter een hygiënische gezonde lucht en een zeker comfort, dan kan het gewoon niet anders. 

 

In dat kader past ook de verwijzing naar de onderhoudsinstructies voor het parket, waar letterlijk gezegd wordt : “Een constante luchtvochtigheidsgraad heeft zowel op de gezondheid van de bewoners als op de kwaliteit van het parket een gunstig effect”. 

 

De waterverdampers die men gewoonlijk aan radiatoren ziet hangen en die vaak niet eens gevuld zijn met water, volstaan niet om de vochtigheidsgraad van de omgevingslucht op een constant peil en binnen de voorgeschreven grenzen te houden. Daarvoor zijn ze te klein. Er kan een kwart liter tot maximaal een halve liter in, wat betekent dat het verdampingsoppervlak minimaal is. 

 

Om tijdens een periode van 24 uur in een kamer met ongeveer 16m2 vloeroppervlak en een normale hoogte een relatieve luchtvochtigheid van 45 tot 50% te bereiken, is er ongeveer 2 tot 4 liter water nodig, indien het gaat om een normale woninginrichting.

 

Een ingerichte ruimte van 25m2 en 2.5m hoog heeft bij een temperatuur van 20° Celsius en over een periode van 24 uur ongeveer 6 liter water nodig. En precies dat is hier zo belangrijk, omdat enkel door bevochtiging van de omgevingslucht het effect van uitdroging gevoelig wordt beperkt. 

 

Het verdient dus aanbeveling om ervoor te zorgen dat de relatieve luchtvochtigheid op een peil van 55% blijft. Dat biedt immers volgende voordelen:

  • uitdroging van het parket tot een onaanvaardbaar niveau wordt vermeden 

  • het ontstaan van voegen wordt tot een minimum beperkt 

  • krimpspanningen in de lijmen en ook in de ondervloer verminderen 

  • de luchthygiëne wordt verbeterd.

Ondanks al die tips zal de houtspecialist het ook in de toekomst moeilijk hebben om aan de consument de eigenschappen van hout te verklaren. De parketlegger weet waarop hij moet letten bij het verwerken van het parket. Het parket mag geen vochtigheid opnemen wanneer het wordt vervoerd of ergens wordt opgeslagen. Vooral moet worden vermeden om het parket op de werf zelf op te slaan. 

 

Indien men er zoals hierboven beschreven van uitgaat dat parket in de zomer een hogere en in de winter (vooral bij vloerverwarming) een heel wat lagere vochtigheidsgraad heeft, dan kan men aannemen dat de gemiddelde waarde ongeveer bij 8% ligt. 

 

De parketsector zal bij de aan de gang zijnde aanpassingen van DIN 18356 en DIN 280 moeten verduidelijken of die gemiddelde waarde van 8% met een tolerantie van +/- 1% moet worden nagestreefd en kan worden behaald. 

 

Met de huidige verwarmingstypes kan men ervan uitgaan dat de luchtvochtigheid eerder te laag (te droog) dan te hoog (te vochtig) is en in de toekomst ook zal blijven. Dat leidt ons tot het volgende basisprincipe : hout dat dient voor constructiedoeleinden — vooral voor verwerking binnenshuis — moet bij de productie, de opslag en de verwerking de vochtigheidsgraad hebben die het in de loop van een jaar rekening houdend met de geplande en gegeven gebruiksvoorwaarden gemiddeld heeft. 

 

In dat verband moet men echter eveneens beseffen dat de luchtvochtigheid in Noord- en Zuid-Duitsland in openlucht totaal verschillend is. Zo gaat men b.v. aan de kust in Noord-Duitsland uit van een permanente luchtvochtigheid van 80 tot 90%. Het gevolg daarvan is een hoge vochtigheidsgraad van het hout tijdens periodes waarin niet wordt verwarmd. Anderzijds betekent dat voor de lijmen en de chapevloeren een veel hogere belasting dan dat elders in ons land het geval is. 

 

Om al die redenen (omgevingsfaktoren, houtvochtigheid, verwarmingssystemen) is het gewoon onvermijdelijk dat voegen optreden bij het plaatsen van hout. 

 

Voegen van 0.1 tot 0.5mm zijn dan ook doorheen de verschillende seizoenen heel normaal. Voegen van 0.5 tot 1mm vallen op en leiden tot klachten. Voegen van 1 mm en meer zijn ook voor houtspecialisten niet meer acceptabel. 

 

Dergelijke voegen komen echter enkel voor wanneer de luchtvochtigheid in de betreffende kamers niet gecontroleerd en ook niet bijgestuurd wordt. Contacteer ons voor meer info of een gratis offerte

bottom of page